O. INLEIDING. 1 Umění překladu

Transkript

1 Inhoud 0. INLEIDING PROZA-ANALYSE Boekbeschrijving Samenvatting van de inhoud Vertelsituatie Tijd Ruimte Oostfront Het stadje Het huis De gesloten kamer Personages De hoofdpersoon De bijfiguren Thematiek Stijl Literatuurgeschiedenis DE VERTALING (DŮM KLIDU) HET VERTAALPROCES De theoretische achtergrond Het begrijpen van de brontekst Het overdragen van de stijl van de brontekst Stylistische en semantische analyze van de vertaling Dialogen Woorden en zinnen in vreemde talen De titel De lengte van zinnen SAMENVATTING BIBLIOGRAFIE Bronnen Secundaire literatuur.58

2 O. INLEIDING 'Heel praktisch kun je zeggen dat er sprake is van vertaling wanneer een taalhandeling resulteert in een uiting die in een gegeven context, in een gegeven taalgebruikssituatie en met het oog op een gegeven communicatief doel als vertaling functioneert, door de betrokken taalgebruikers als vertaling geaccepteerd wordt en volgens competente sprekers van bron- en doeltaal binnen die context en taalgebruikssituatie en voor het desbetreffende communicatieve doel de oorspronkelijke uiting in de andere taal in al haar relevante opzichten kan vervangen.' (Literair Vertalen) In mijn scriptie vertaal ik de novelle Het behouden huis die door Willem Frederik Hermans werd geschreven. Bij het vertalen wil ik aan alle bovengenoemde eisen voldoen. Daarom wil ik eerst de brontekst onderzoeken. Ik analyseer het semantische en stylistische niveau van het boek en pas daarna vertaal ik de novelle. Tenslotte wil ik me met bepaalde problemen bezighouden die ik in de loop van het vertaalproces moest oplossen. De vertaling van Het behouden huis is mijn eerste verzoek om het hele boek te vertalen. Als de grootste autoriteit op het gebied van het literaire vertalen beschouw ik Jiří Levý. Zijn boek De kunst van het vertalen 1 diende als een leidraad bij mijn werk. Ik ben er bewust van dat ik op één theoretisch boek en met mij bescheiden ervaring met het vertalen geen compacte theorie van het vertalen kan bouwen maar ik denk dat het voor de doel van deze scriptie voldoende is. De doel is namelijk het boek zo goed mogelijk te vertalen. Daarbij helpt ook andere secundaire literatuur, bijvoorbeeld twee artikelen van de literatuurwetenschappers Kees Fens en Henriëtte Roos. Verder gebruik ik nog verschillende wordenboeken en ik werk ook met sommige websites. Mijn scriptie bestaat uit drie hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk analyseer ik de novelle, het tweede hoofdstuk is de vertaling en in de derde hoofdstuk hou ik me bezig met het vertaalproces en met de analyse van de vertaling. Daarna volgt nog de samenvatting. 1 Umění překladu 5

3 1. PROZA-ANALYSE In dit hoofdstuk analyseer ik het boek Het behouden huis. Ik onderzoek zowel het sematische als stylistische niveau van de tekst. Bij het vertalen ging ik namelijk van de theorie van Jiří Levý uit die zegt dat er drie fasen in het werk van vertalers bestaan. Daar zal ik me uitvoeriger in hoofdstuk 3 mee bezighouden. Nu is het genoeg om te noteren dat de eerste fase 'het begrijpen van de brontekst' 2 (Levý, 25) is. Om het verhaal goed te kunnen begrijpen, helpt ook de proza-analyse Boekbeschrijving De novelle Het behouden huis van Willem Frederik Hermans verscheen voor de eerste keer in 1951 in Amsterdam bij de uitgeverij De Bezige Bij. Tot nu toe bestaan er 26 drukken. Ik werk met de 22e die in 1989 in Amsterdam verscheen bij de uitgeverij De Bezige Bij. Het boek telt 79 bladzijden en is niet in hoofdstukken onderverdeeld. Aan het eind van de tekst staat er dat het verhaal in september 1950 in Voorburg werd geschreven. Er is geen motto en het boek wordt aan niemand opgedragen Samenvatting van de inhoud Een Nederlandse soldaat vecht gedurende de Tweede Wereldoorlog met partisanen tegen de Duitsers aan het Oostfront. Nadat hij naar het centrum van een stadje werd gestuurd, waarschijnlijk om er boobytraps te verwijderen, komt hij bij een huis dat op hem een diepe indruk maakt. Hij beslist in het huis te blijven. Bij de Duitse officieren die in het huis worden ondergebracht, stelt hij zich als de zoon des huizes voor. Daarna wordt er niet meer gevochten in de omgeving en de hoofdpersoon zit dus veilig tussen de Duitsers. Af en toe spreekt hij met een Duitse kolonel en de enige zorgen die hij zich maakt, zijn over een kamer die op slot is. Maar dan komen de echte eigenaars van het huis. De hoofdpersoon slaat ze dood. Ze zouden hem namelijk bij de Duitsers kunnen verraden of, wat hij nog erger vindt, hij zou het huis moeten verlaten. Nog dezelfde dag gaat de gesloten kamer open. Er zit een oude man in die voor zijn tropische vissen zorgt. Omdat hij al seniel is, sluit de soldaat hem weer op. Maar de partisanen keren naar de stad terug. De hoofdpersoon trekt zijn uniform weer aan, neemt de kolonel gevangen en sluit zich weer bij de 2 pochopení předlohy 6

4 partisanen aan. Samen gaan ze naar het huis. De partisanen hangen de oude man en de kolonel op en vernielen het hele huis. Tenslotte gooit de hoofdpersoon een handgranaat in het huis. Alles is dus afgelopen en hij gaat met de partisanen weg Vertelsituatie De boek is in de ik-vorm geschreven met een ik-als-hoofdpersoon. De hoofdpersoon wordt van binnenuit beschreven. Wie en hoe hij eigenlijk is, kan de lezer alleen door zijn gedachten en daden bepalen: Ik was extra aandachtig. Nu ik zo schoon was, verwachtte ik in mijn gezicht van alles te ontdekken. Ik ontdekte niets. Wat ik had beleefd, was verdwenen zonder tekens achter te laten. (Hermans, 25-26). Andere personages worden van buitenaf beschreven, door de ogen van de hoofdpersoon: Zijn nek en achterhoofd waren in lange tijd niet geschoren en begroeid met mosachtig wit pluis. (Hermans, 34) Tijd Het verhaal speelt zich gedurende de Tweede Wereldoorlog af. Het is chronologisch verteld maar de vertelde tijd kon ik niet precies bepalen. Aan de ene kant zijn er passages waar de auteur precies aangeeft waneer een bepaald situatie gebeurt of de volgende ochtend (Hermans, 33) een week later (Hermans, 35). Aan de andere kant gebruikt hij vage tijdsbepalingen zoals bijvoorbeeld of nu en dan (Hermans, 35) toen ik er wat langer had gewoond (Hermans, 40). Het verhaal moet zich echter binnen enkele maanden afspelen. Dat kan men aan de verandering van het weer zien. Aan het begin van het boek lezen we: De zon scheen vel, het had in geen dagen geregend. De gele grond was zo droog dat het door de ontploffende granaten opgejaagde stof niet meer bezonk. (Hermans, 6). 7

5 Het verhaal begint dus waarschijnlijk in de zomer maar eindigt pas aan het begin van de winter. Aan het einde van het boek wordt namelijk geschreven: De wind stak op en sneeuw, fijn als zout, stoof in horizontale vlagen door de struiken. (Hermans, 77). Het tijdsperspectief van het verhaal is vision par derrière. In de tekst komen namelijk verschillende vooruitwijzingen voor die zowel naar de volgende gebeurtenissen in het verhaal zelf wijzen als naar de toekomst na de vertelling. Het eerste geval is bijvoorbeeld of Als ik later aan hem dacht, dacht ik aan 'die yesero'. (Hermans, 12) Er is mij nooit gebleken dat hij het had gedaan. (Hermans, 35). Zinnen die naar de toekomst buiten het verhaal wijzen, zijn Ik heb het nu in een Spaans woordenboek opgezocht, het betekent gipsbrander. (Hermans, 12) en Ik voelde dat ik heel populair zou worden. (Hermans, 79). We weten dus dat het leven van de hoofdpesoon verder gaat, ook nadat het verhaal afgelopen is. Precies zo weet de lezer dat er ook iets voor het begin van het verhaal was. De grote tak, bijna de hele kruin lag ineens onder de boom, zonder dat ik gekraak hoorde. (Hermans, 5). Zo begint het boek en het bepaalde lidwoord 'de' bij 'tak', 'kriun' en 'boom' wijst erop dat beiden al vroeger in aandacht zijn geweest. Kees Fens schrijft er in zijn werk Buiten de gevestigde chaos over: 'Het verhaal was al begonnen, voordat de novelle was ingezet, voordat de ik-figuur begon te spreken, beter gezegd: in viel met zijn stem. Een stuk 'stomme film' waarvan het beeld zich laat raden, is voorafgegaan.' (Fens, 24). Er komen trouwens ook andere terugwijzingen voor in de tekst zoals bijvoorbeeld In Duitsland kon ik tenminste nog gesprekken tussen anderen afluisteren. (Hermans, 8) of Al drie jaar had ik nooit ergens anders overnacht dan binnen beschuttingen waar mensen alleen maar werken, wachten of gevangen zitten. (Hermans, 18-19). 8

6 1.5. Ruimte De ruimte wordt in het verhaal verschillend afgebeeld maar volgens mij hangen al de plaatsen in de vertelling samen. Ik denk ook dat ruimte in het boek als een belangrijk motief werkt Het Oostfront De hoofdpersoon vecht met de partisanen tussen de officiële linies in het Oosten. Waar het precies is, weet de lezer niet zeker. Als hij zich bij de Duitsers voorstelt, zegt de soldaat: Mijn ouders en mijn twee zusters zijn gevlucht. Waarschijnlijk zijn zij bij mijn oom in Breslau. (Hermans, 31). Breslau is in Polen. Maar de oude man die in de gesloten kamer zit, spreekt Hongaars met zijn vissen. Hij praatte in het Hongaars met hen. (Hermans, 64) Ik neem dus aan dat het verhaal zich ergens in Hongarije afspeelt. In ieder geval gaat het om een gebied dat officieel aan niemand toebehoort Het stadje Toen de ik-figuur met een opdracht werd weggestuurd, kwam hij een verlaten stadje in waarvan hij ontdekte dat het een luxe-badplaats was. Niets herinnert hier aan de oorlog. De soldaat zegt: De oorlog had nooit werkelijk plaatsgevonden; ( ) (Hermans, 17). De oorlog is echter het enige wat de hoofdpersoon kent. De verbindingen met het verleden bestaan niet meer en de hedendaagse zijn er niet. Het leven van de soldaat begint dus duidelijk te veranderen in het stadje, de soldaat zelf verandert in een niemand. Twee honden die om hem heen lopen, nemen geen notitie van hem. Het gaf mij een gevoel of ik dood was, of ik hen wel kon zien, maar zij mij niet. (Hermans, 16) 9

7 Het huis Wat later komt de hoofdpersoon voor een huis staan. Toen ik de voortuin was ingegaan en langzaam opsteeg naar de bordes, drong het tot mij door dat ik voor het eerst sinds lang een werkelijk huis betreden zou, een echt woonhuis. (Hermans, 18) De ik-figuur betreedt dus het huis en op dit moment wordt hij iemand anders. Hij is geen soldaat meer-zijn eigen uniform herkent hij als de kleren van een vermoorde (Hermans, 30.). Hij is nu geen naamloze 'vechtmachine' meer maar de zoon des huizes (Hermans, 31). In het huis heeft hij dus de identiteit, de orde (zie later) gevonden en daarom beslist hij daar te blijven. Hij zegt: Er mag niets veranderen, ( ) wij blijven hier. Alles blijft zoals het is. (Hermans, 39) De gesloten kamer Er is echter wel iets in het huis wat de orde stoort. Het zijn niet de Duitse officieren die zich ordentelijk gedragen maar de gesloten kamer. De hoofdpersoon kan niet naar binnen gaan en dat wekt bij hem onzekerheid en het gevoel van gevaar. Ik heb al geschreven dat ik denk dat alle plaatsen in dit verhaal samenhangen. De oorlog en de gesloten kamer zijn volgens mij een beeld voor chaos, het huis is daarentegen een plaats waar orde heerst. Het stadje zou ik beschrijven als een overgangsgebied tussen de twee werelden. Ik denk dat er nog één parallel in het boek plaatsvindt, met name het huis en de aquaria. Het huis lijk namelijk opvallend op een aquarium. Het huis was op zichzelf niet groot, maar alle onderdelen ervan waren groot. De ramen bestonden uit ononderbroken spiegelglas, de deuromlijsting was zo hoog als twee verdiepingen; er was een balkon over de gehele breedte van de gevel. (Hermans, 17-18) En zoals vissen zich veilig voelen in een aquarium, zo veilig voelde de soldaat zich in het huis. Het is ook niet toevallig dat in de gesloten kamer (voor de 10

8 hoofdpersoon heel onrustwekkend) juist de aquaria met vissen stonden. Precies zoals de ik-figuur in het behouden huis omringd door de oorlog Personages De hoofdpersoon De hoofdpersoon en de ik in het verhaal is een Nederlandse soldaat die met de partisanen tegen de Duitsers vecht. Bij zijn troep is hij de enige Nederlander en hij kan niemand verstaan. Bij de troep die uit Bulgaarse, Tsjechische, Hongaarse en Roemeense partisanen bestond, was niemand die ik kon verstaan. (Hermans, 8) Hij staat eigenlijk helemaal alleen in een vreemde wereld waaraan hij wil ontkomen. Daarom is hij een vast punt in zijn leven aan het zoeken, bijvoorbeeld bij een Spanjaard die een beetje Frans spreekt. Ik dacht ( ) aan de Spanjaard die Frans sprak. Ik zou nu met hem hebben willen praten. (Hermans, 9) Ze spreken met elkaar wel maar later verliest de soldaat het contact weer. De hoofdpersoon vindt echter een geborgenheid: het huis. Daar wil hij tot elke prijs blijven en hij doet er alles voor. Hij maakt alles onschadelijk wat de gevestigde orde zou kunnen storen. Hij doodt zelfs de echte eigenaar en zijn vrouw. Tegen mensen die voor hem in dit opzicht ongevaarlijk zijn gedraagt hij zich echter goed. Hij zorgt voor de oude man en de Duitse kolonel neemt hij alleen gevangen al hij hem zou kunnen neerschieten. Als de andere partisanen zich naar het stadje terugkeren en het huis vernielen, pas dan weet de soldaat dat het geen zin meer heeft om deze verbinding te behouden. Op het eind van het boek gooit hij een handgranaat binnen in het huis. De partisanen beschouwden dit als de finale grap die de kroon zette op alles. ( ) Ik voelde dat ik heel populair zou worden. (Hermans, 78-79) Pas op deze manier legt de hoofdpersoon een contact met de werkelijke omgeving De bijfiguren Er zijn twee belangrijke bijfiguren in de novelle: de Duitse kolonel en de oude man. Beiden kunnen als karikaturen van de hoofdpersoon beschouwd worden met betrekking tot het zoeken naar orde. 11

9 De kolonel vindt de orde in het feit dat hij zich altijd 's ochtends om half zeven scheert. Hij zegt: In de vorige oorlog begon het Engelse trommelvuur op een ochtend om kwart over zes. Om half zeven ging ik mij scheren. Het was te donker in de loopgraaf, ik ging hogerop staan. Dat heeft mij de helft van mijn pink gekost. Maar om half acht zat ik achter mijn ontbijt! (Hermans, 38). Aan dit ritueel te voldoen, daaronder verstaat hij het begrip cultuur. Hij vindt de oorlog geen buitengewoone omstandigheid die het zou kunnen veranderen. De oude man kweekt in zijn aquaria al tachtig jaar tropische vissen. In de oorlogstijd was hij veertien dagen onderweg om voer voor hen te vinden. Zoals de hoofdpersoon en eigenlijk ook de kolonel, heeft ook de oude man de zin van zijn leven in een voortdurende dwanghandeling gevonden Thematiek De titel van het boek kan om twee manieren verklaard worden. Het woord 'behouden' kan betekenen dat het huis gedurende de oorlog niet vernield werd. Het heeft echter nog andere betekenissen, met name 'bij zich houden, bewaren, niet verliezen of kwijtraken' (Van Dale). Ik zou zeggen dat we de hoofdpersoon als behouden in het huis kunnen beschouwen. Het huis beschermt namelijk de soldaat tegen de oorlog. Hijzelf wil daarom in het huis blijven, hem behouden, omdat hij daar orde heeft gevonden. Ik denk dat juist de orde, en ook de chaos als de tegenstelling de belangrijkste thema's in de novelle zijn. De andere zijn dan met deze twee thema's verbonden. Aan de ene kant zijn dat cultuur en beschaving, aan de andere kant primitiviteit, geweld, vervreemding en eenzaamheid. Door de cultuur en beschaving wil de kolonel aan de chaos ontkomen. Hij zegt: De cultuur geeft geen pardon! Cultuur is eenheid! Buitengewoone omstandigheden bestaan alleen als uitvlucht! Wie aan buitengewoone omstandigheden toegeeft, nàh! Die is al eenvoudig geen cultuurmens meer! (Hermans, 38). Ook de oude man beschouwt zijn vissencollectie als een uniek cultuurgoed (Hermans, 58). Daartegenover staan primitiviteit en geweld-de manier waarop de partisanen zich in het huis gedragen. Ook het gebrek aan contacten, dus vervreemding en eenzaamheid van de hoofdpersoon zijn in het verhaal met de chaotische oorlogsituatie verbonden. 12

10 Het thema van de novelle wordt door steeds terugkerende motieven uitgevoerd. De meest opvallende is die van het water. Aan het begin had de soldaat dorst maar Niemand was dicht genoeg bij dat ik (hij) om water had kunnen vragen. (Hermans, 5-6). Later ziet hij de andere partisanen voor een café staan met flessen in hun handen maar door de sergeant is hij niet tot drank toegelaten. Hij wordt naar het stadje weggestuurd, al eerder beschreven als plaats waar orde heerst. Daar ontdekt hij veel natuurlijke bronnen: 16). ( ) bij alle straathoeken waren van zulke eeuwig lopende kranen (Hermans, Het eerste wat hij dan in het huis doet, is dat hij de kranen in de bad open draait en als het laatste waneer hij de vernielde huis verlaat, draait hij ze weer dicht om tenminste iets te hebben gedaan (Hermans, 77). Het water is hier dus volgens mij met de orde verbonden en het gebrek aan water met de chaos. Ik heb nu de orde en de chaos als twee tegenstellingen beschreven. Zo zijn ze ook in het verhaal afgebeeld. Maar aan het einde van het boek moet de lezer vaststellen dat het eigenlijk een eenheid is; dat overal chaos heerst en dat de orde werkelijk alleen schijnorde is. Het beste bewijs ervan is de allerlaatste zin: Het was of het ook aldoor komedie had gespeeld en zich nu pas liet zien zoals het in werkelijkheid altijd was geweest: een hol, tochtig brok steen, inwendig vol afbraak en vuiligheid. (Hermans, 79) Stijl 'In studies over Hermans' proza wordt ( ) gewoonlijk het accent gelegd op de sobere, directe en allerdaagse aard van zijn stijl.' (Roos, 39) Ook de novelle Het behouden huis vertoont deze eigenschappen. Het is een goed leesbare tekst met een boeiende verhaallijn die in een snele verteltempo geschreven werd. De zinsbouw hangt volgens mij samen met het semantische niveau van de tekst. Het boek is weliswaar vooral in korte en bondige zinnen geschreven maar er komen ook heel ingewikkelde zinnen voor. De korte zinnen versnellen het verteltempo. Bijvoorbeeld 13

11 Er volgden andere knalen, zonder dat ik de uitwerking zag. Ik keek niet om. Ik was de voorste misschien. ( ) Alleen van dorst al kon ik bijna niet verder. Mijn veldfles was leeg. Ik keek om naar de anderen. (Hermans, 5). De lange zijn gebruikt in situaties die een groot belang in het verhaal hebben, die echter niet bijzonder benadrukt willen worden. Bijvoorbeeld Hoelang nu al uit Nederland weg, dacht ik, aldoor in andere vreemde landen, overal dezelfde duisternis 's avonds in de steden en dan tenslotte niemand meer met wie ik kan praten. (Hermans, 8). Als iets wel benadrukt moet worden, is het meestal in korte zinnen geschreven: Al die boeken handelden over vissen. 3 (Hermans, 42). Er komen ook dialogen in het verhaal voor die heel natuurlijk en levendig werken. Met dialogen hou ik me uitvoeriger in hoofdstuk bezig Literatuurgeschiedenis Willem Frederik Hermans 4 houdt zich in zijn werk bezig met de eenzaamheid van de mens, de chaos in het menselijke leven of met de ondoorzichtigheid van de waarheid. In zijn eerste werken gebruikt hij de Tweede Wereldoorlog als een middel om deze thema's uit te voeren. Dat doet hij ook in de novelle Het behouden huis. Ik denk dat de biografie van de auteur geen belangrijke rol speelt bij het vertalen. Daarom hou ik me er niet uitvoerig mee bezig. Meer informatie is op de website te vinden. De lijst van se secundaire literatuur over het boek Het behouden huis is op de website te vinden. 3 gecursierfd door de auteur 4 geboren op 1 september 1921 in Amsterdam, overleden op 27 april 1995 in Utrecht 14

12 2. DE VERTALNG DŮM KLIDU Obrovská větev, vlastně skoro celá koruna, ležela najednou pod stromem, aniž bych zaslechl jediné zapraskání. To bylo přehlušeno výbuchem a následnou krátkou sprškou hlíny a kamení nedaleko od něj. Přišly ještě další exploze, ale následky jsem neviděl. Nerozhlížel jsem se. Přede mnou nikdo neběžel, asi jsem byl první. Bylo tam málo stromů a já musel být dobře vidět. Přesto to vypadalo, jako by stříleli naslepo. Co krok jsem si na tvrdé půdě zvrtl kotník. Svah byl dlouhý a příkrý. Na druhé straně kopce leželi Němci. Doufal jsem, že nám vyjdou vstříc. Někde najít úkryt, někam se tiše odplížit. Jen kvůli žízni jsem už skoro nemohl dál. Má polní láhev byla prázdná. Rozhlédl jsem se po ostatních ale nikdo nebyl natolik blízko, abych mohl požádat o vodu. Potom seržant hvízdl na píšťalku. Scházeli jsme se podél náspu cesty, vedle nějž jsme se všichni svalili, abychom si odpočinuli. Zvedl jsem do vzduchu prázdnou polní láhev, ale každý kdo ji viděl, zavrtěl hlavou, jako že taky nemá. Tak jako tak si toho skoro nikdo nevšiml. Seržant, který ležel nejblíž u mě, měl helmu posunutou přes obličej a chránil se tak proti horku a světlu. S rukama složenýma přes prsa vypadal, jako by spal. Slunce ostře zářilo a už celé dny ani nezapršelo. Žlutá půda byla tak vyschlá, že vybuchující granáty zvedaly do vzduchu jen mračna prachu. Podíval jsem se na hodinky. Bylo půl druhé. Na zemi se snesl klid a zdálo se, že každý, kdo se účastnil války, se snažil tuto chvíli si vychutnat. Jako by válka byla velké nemocné tělo, které právě dostalo injekci morfia. Jediné co se dělo, byl boj mezi třemi stíhačkami v obrovské výšce. Pozoroval jsem je, suché stéblo mezi zuby. Na modré obloze za sebou nechávaly bílé smyčky, tak jak to dělají reklamní letadla. Vypadalo to, jako by to dělaly pro naše pobavení, jen proto. Jenom nezkoušet číst co píšou, jinak se zblázníš. Coca-Cola. Všichni tři potřebují obě ruce, myslel jsem si, ale možná mají v ústech gumovou 15

13 hadičku, kterou mohou srkat pití. Kulky z jejich kulometů dopadaly nedaleko. I teď se mohou trefit, pomyslel jsem si, a já tu jen tak sedím a nic nedělám. Mám žízeň. I teď mne mohou zasáhnout, jako by jen za sezení byl trest smrti. Ale každý jednou umře, i kdyby válka nikdy nebyla. Co tedy válka změní? Vžít se tak do někoho, kdo nemá paměť, kdo nemůže myslet na nic jiného než na to, co vidí, slyší a cítí pro něj válka neexistuje. Vidí tenhle kopec, vzduch, cítí, jak se mu suchem stahuje hrdlo, slyší rány musel by mít paměť, aby věděl, že to jsou výbuchy bomb. Slyší ty rány, tu a tam vidí ležet lidi, je teplo, slunce svítí a tři letadla se cvičí v psaní reklam. Nic se neděje. Válka neexistuje. Vzpomněl jsem si na jednoho Španěla, který mě dnes dopoledne požádal o zápalku. Uměl pár slov francouzsky. U jednotky složené z Bulharů, Čechů, Maďarů a Rumunů kromě něj nebyl nikdo, komu bych rozuměl. Jak dlouho už jsem pryč z Nizozemí, přemýšlel jsem, neustále v dalších cizích zemích a všude je stejná temnota ve večerních městech a nikdo, s kým bych si popovídal. V Německu jsem aspoň mohl poslouchat, co si povídají jiní. Ale nyní bylo vše, co jsem slyšel, pouhý zvuk. Hučení motorů, exploze, svištění kulek, skřeky zvířat, šustění, skřípání, bušení, štěkot. I z lidí vycházely jen zvuky. Proletáři všech zemí spojte se! Ale oni ani nejsou schopni promluvit spolu jedno blbé slovo. Často jsem ani nerozuměl rozkazům, ale důstojníkům to moc nevadilo. Před třemi dny byla naše jednotka pod vlastní palbou. Také přišlo speciální ruské komando, které vybralo pět mužů a za stodolou, kde jsme leželi, je popravilo. Jeden se pokusil utéct. Druhý den ležel na cestě obličejem vzhůru. Nikdo si netroufl odtáhnout ho stranou. Pochodovali jsme přes něj a šlapali na něj, abychom nevypadli z tempa. Já šel vzadu. Když jsem se dostal až k němu, byla už jeho hlava k nepoznání rozdupaná. Nemohl jsem si vybavit, kdo to byl. Tři měsíce jsem ho denně musel vídat, ale přesto jsem ani nevěděl, jak se jmenoval. Zatímco jeden ze stíhačů začal ztrácet výšku, myslel jsem na Španěla, který umí francouzsky. Chtěl bych s ním mluvit. 16

14 Letadlo se změnilo v kometu sazí a někde za mnou narazilo do země. Exploze zněla tak, jako by svět polkl, ovšem milionkrát hlasitěji než člověk. V tom zvuku bylo uspokojení, jako by na to letadlo zeměkoule číhala; jako žába na mouchu. Potom začal černý mrak pomalu zastiňovat výhled na cestu. A vtom jsem skrz kouř uviděl toho Španěla. Šel ke mně a neměl přilbu. Vypadalo to, jako by ho přivezlo to zřícené letadlo, jako by bez škrábnutí vylezl z jeho vraku. Chtěl jsem na něj něco zavolat; chtěl bych říct: Právě jsem na tebe myslel! Ale neuměl jsem to tak najednou zformulovat. Možná jsem se už úplně odnaučil mluvit. Proto jsem se ani nenamáhal podat mu ruku. On ale vypadal, že mě poznal. Posadil se vedle mě na bobek a helmu, jež mu visela na předloktí jako kyblík, si položil na koleno. Odkud? zeptal se. Holandsko! Už čtyři roky pryč! Listopad 1940! Ach. To nic. Já osm let! Na tvář mu přilétl sršeň a on ho zabil. Osm let! ukázal osm prstů. Už se nikde nestřílelo. Jediné co bylo slyšet, bylo praskání, přicházející z hořícího letadla za našimi zády. Já špión, řekl jsem. Trochu, rukama jsem ukázal, jak malou trošičku jsem byl špiónem a během toho jsem přemýšlel nad další větou. Já chycen Němci. Vězení. Odsouzen. Tři roky. Káznice. Na cestě do jiného vězení já utekl. Potom zase chycen. Koncentrák. Strellwitz. Znáš Strellwitz? Šest měsíců. Zase utekl. Sebrali mě blízko švýcarských hranic. V Sasku já vyskočil z vlaku. Utíkal, pořád utíkal na východ. Díval jsem se na něj, aniž bych si čehokoli všímal. Ani teď bych dokonce ještě nevěděl, jakou měl barvu očí. Díval jsem se na něj tak, jak se většinou díváš na ostatní: Aniž by ses o nich opravdu něco dozvěděl, z nedostatku důkazů prostě přijmeš fakt, že jsou přibližně stejní jako ty. Slova nejsou nic jiného než proudění vzduchu v hermeticky uzavřené místnosti, které nikdy nezmění nic podstatného, neustále nastoluje rovnováhu, aniž by ji kdy narušilo. 17

15 Já ze Španělska, když tam občanská válka, řekl, já komunista. Zatčen Francouzi. V táboře. Potom uprchnul. Na lodi. Turecko. Rusko. Čím dál pokračoval jeho příběh, tím rychleji mluvil a používal více španělských slov. Pochopil jsem, že Rusko ho zklamalo. Proto jsem řekl, poprvé od doby co jsem byl mimo německou sféru vlivu: Já nejsem komunista. Zasmál se. Merde! Tout ça, merde! Kamaráde! Dej mi jednu cigaretu! Z toho mluvení jsem měl ještě větší žízeň. A on u sebe taky neměl polní láhev. Svou poslední cigaretu zlomil ve dví a opřel se o loket. Co děláš? zeptal se a dal najevo, že chce vědět, co jsem dělal předtím, před válkou. Škola, řekl jsem. Technická škola. Yo yesero, odpověděl, moi yesero! Protože jsem pokrčil rameny, zopakoval to cizí slovo ještě několikrát, jako by se pro mě mělo stát novým pojmem: něco, čím dříve býval. Něco jako kůň je kůň a ne tygr. Yesero! Někde tady musel náš rozhovor skončit. Dobře si vzpomínám, že jsme si vzájemně neřekli jak se jmenujeme. Když jsem na něj později vzpomínal, myslel jsem na něj jako na yesera. Později jsem si to vyhledal ve španělském slovníku; znamená to palič sádry. Povolání, o němž by sis nikdy nepomyslel, že existuje a navíc vůbec nechápeš, co obnáší. Jeden z našich tanků vyjel do svahu. Vyskočili jsme a se zbraněmi v podpaží běželi za ním až na vrchol kopce. Odtamtud se mi naskytl výhled přes malé údolí, kde na břehu řeky leželo jedno z těch městeček, která jsou v nádražních čekárnách propagována na barevných plakátech. Nikdy bych si nepomyslel, že jedno z nich uvidím takhle. Němci na nás stříleli ze všech stran. Yesera jsem tou dobou už ztratil. Pomalu jsem šel dolů napříč téměř dozrálým vinohradem. Přelézal jsem a přeskakoval padlé vojáky. Ale ještě zdaleka ne všichni Němci byli mrtví, 18

16 ačkoli tři z našich tanků právě dosáhly vrcholu. Nevěděl jsem odkud se berou všechny ty projektily. Vypadalo to, jako by se s tím nedalo nic dělat. Lezl jsem vkleče a abych se se svou těžkou bagáží neskutálel ze svahu, pevně jsem se držel vodících drátů z vinohradu. A pak taky ještě muset střílet. Čas od času jsem na všechno zapomněl a nacpal si pusu kyselými hrozny. Pozdě odpoledne jsem šel po cestě vedoucí podél řeky. Z jednoho domu, postaveného v zatáčce naproti svahu, se střílelo. Poblíž vody jsem si lehl na břicho a zbraň opřel o asfalt. Seržant a dva další vojáci se prodírali křovím v kopci, aby se k domu dostali svrchu. Čekal jsem. Na cestě kromě mě nikdo nebyl a na domě nic nebylo vidět. Němci dál nestříleli, protože mě neviděli. Na boční stěně domu byla namalovaná velká dýmka. Všude vládl klid. Nehýbal jsem se, ale přesto jsem žil tisíckrát rychleji než jindy. Vtom jsem uslyšel tři výbuchy. Břidlicová střecha se proměnila v černé mračno. Z oken se začal valit kouř v úplně jiném tempu, než bylo to mé. Jeden Němec vyběhl z domu směrem k cestě. Zastřelil jsem ho. Také druhého, třetího a čtvrtého. Poskládali se tak, jako když napíchneš motýla; probodl jsem je dvě stě metrů dlouhým špendlíkem. Nepodařilo se mi zasáhnout pátého, než skočil do řeky. Nabil jsem a teprve když jsem do vody vystřílel celý zásobník, uvěřil jsem, že už jeho hlavu nad hladinou neuvidím. Postavil jsem se a úprkem se hnal kupředu. Zatímco jsem běžel, vše jsem promýšlel. Jeden z těch Němců nemusel být mrtvý. Mohl by mě zastřelit. Nebo jich v tom domě bylo víc, ještě jich tam pár je. Nebo vyskákali zadem, zatímco jsem mířil na toho plavce a schovali se v křoví proti svahu. Nemohou minout, když půjdu kolem. Ale nevěděl jsem, co jiného bych měl dělat, než běžet. Přijde konec, konečně konec. Ve strachu jsem se ohlížel. Přeskakoval jsem těla na cestě a díval se ne ně tak krátce jak jen to bylo možné, abych o ně nezakopnul. Nedělo se ale nic. Mezi mnou a řekou se začaly objevovat domy. Hřebíky v mých podrážkách škrábaly o oválné balvany. Ulička křivolace stoupala vzhůru k náměstí, kde už stál náš tank. 19

17 Nikde jsem neviděl Němce. Před nějakou hospůdkou stáli ve skupinkách partyzáni s lahvemi v rukou. Pušku jsem si hodil přes rameno tak, aby byla neustále připravena ke střelbě a chtěl jsem také jít dovnitř. Ale vyšel seržant a zadržel mě. Neměl přilbu a díval se na mě jako nepřítel. Boobytrap 5! řekl. Řekl toho ještě mnohem víc, ale ničemu jsem nerozuměl. Boobytrap! strkal mě pryč. Ukázal hlouběji do městečka a plácl mě přes rameno, čímž mě rovnou postrčil správným směrem. Vzteky už jsem se ani necítil unavený. Ale ulice stoupala výš. U jednoho rohu jsem si dřepnul ke kovové hlavě hada, z níž prýštila voda. Držel jsem pod ní hlavu a voda mi pod oblečením stékala po zádech. Chutnala po síře a byla trochu šumivá. Stružku, jíž už po staletí voda protékala, pokrýval neporušený světle žlutý nános. Evidentně se jednalo o přirozený pramen; na každém rohu byl takový věčně tekoucí kohoutek. A vtom mi to došlo: to byly lázně, luxusní lázně. Ujistil jsem se o tom poté, co jsem vyšplhal z nejstarší části městečka a spatřil hotely v okolí podobném parku. Nikdo kromě mě tu nebyl. Obyvatelé museli uprchnout nebo být evakuováni. Proběhli kolem mě dva psi. Vztáhl jsem k nim ruku, ale běželi za sebou a ani si mě nevšimli. Měl jsem z toho pocit, jako bych byl mrtvý, jako bych já je vidět mohl, ale oni mě ne. Nemohl jsem se zbavit myšlenky, že prošli skrze mě místo kolem. Neslyšel jsem nic kromě jejich oddechování a cvakání drápků o dlažbu. Opuštěné domy, stojící na tom místě, se pomalu daly do pohybu a začaly mne obklopovat, nabízejíce se jako ženy v cestopisech ze Zadní Indie. Válka ve skutečnosti nikdy neexistovala; dokud jsem nebyl raněn, nic se nestalo. Nikdy tu nebyli ostatní lidé, nikdy dokud jsem žil, nikde na světě. Zastavil jsem se a odložil svou výstroj. Jen pušku, helmu, bajonet, náboje a ruční granáty jsem si nechal u sebe. Takto jsem vykročil podél nízké kamenné zídky, pod níž ležely tři červené tenisové kurty. Už jsem ani nevěděl jak se tenis hraje. Nevěděl jsem k čemu je síť, bílé čáry, vysoká bílá židle ani ta černá 5 Zdánlivě nevinný předmět, v němž je ukrytá výbušnina a který po dotyku exploduje 20

18 role v rohu. Slunce zacházelo za mými zády a odráželo se ve velkých okenních tabulích domu, který stál šikmo přede mnou. Při každém kroku, který jsem udělal, se jedno okno proměnilo v list vyleštěné červené mědi. A vtom se všechna třpytila jen hlubokou černí. Stál jsem přímo naproti. Dům sám o sobě nebyl veliký, ale všechny jeho jednotlivé části ano. Okna byla z nenarušeného zrcadlového skla, rám dveří dosahoval výšky druhého poschodí a balkón se táhl po celé šíři průčelí. Svah před domem pokrýval temně zelený trávník, na němž daleko od středu rostl mohutný platan. Korunu pravidelně ořezávali, takže strom vypadal jako šibenice s rameny pro celou rodinu. Skleněné dveře s kováním byly pootevřené a širokou štěrbinou šlo vidět dovnitř. Měl jsem spoustu času. Dostal jsem rozkaz, byl jsem někam vyslán. Nevěděl jsem kam, ale také jsem se nemohl jen tak vrátit k seržantovi. Vysvětlím si rozkaz po svém kdo ví, co z toho bude. Když jsem prošel zahrádkou a pomalu vystoupil až ke dveřím, uvědomil jsem si, že po dlouhé době zase poprvé vstoupím do skutečného domu, opravdového obytného domu. Spal jsem ve vězeních, kůlnách, na slámě ve školních třídách, jednou pod nákladním autem, v kupkách sena, v zásobovacích vagónech. Už tři roky jsem nepřenocoval jinde než na místech, kde lidé jen pracují, čekají, nebo jsou vězněni: na nádraží, policejní stanici, ve stodolách a jeden týden také v nemocnici. Otevřenými dveřmi jsem nahlédl dovnitř; nebyla tam tma, chodba i na druhé straně ústila do denního světla. Na rukou mi vyrazil pot. Než jsem vstoupil, rozhlédl jsem se. Představit si, že jsem nikdy nebyl jinde než tady, nebo se vžít do myšlenky, že jsem tento dům, toto místo, dobyl. Řekněme jako vyřešení hádanky: tento dům, ze všeho co na světě existuje. Ovlivnilo mě to natolik, že jsem si ve vestibulu očistil boty a teprve poté oběma rukama zavřel těžké dveře. Atmosféra prosakovala skrz na skrz a přímo mě praštila přes nos. Sliny mi proudily mezi zuby a zatímco jsem šel k zadním dveřím, jazykem jsem si zlehka přejížděl rty. Někteří lékaři tvrdí, že láska na první pohled nevzniká na základě toho, co vidíš, ale podle toho co 21

19 cítíš. Tak dobře člověk ví, že druhému nemůže věřit. To, co je vyřčeno nebo naznačeno, nikdy nepřesvědčí. Pach, vnímatelný nejslabším z lidských smyslů, potlačovaný, ale nikdy zcela přehlušený nejrůznějšími parfémy, se nemůže přetvařovat, protože se vždy objeví znovu. Pach je tu pořád, neměnný. Pach je to jediné, co říká pravdu. Přes lavici ležel dámský kabát. Mluvil tak jako předměty v nějakém detektivním románu. Říkal: ležím tu zmuchlaný, ačkoli jsem drahý. Někdo mě sem pohodil, když si mě chtěl obléct a jít ven. Ale zjistila, že si něco zapomněla. Je ještě v domě. Pozor, nejsi sám. Dvě jelení hlavy na stěně neříkaly nic. Skrz zadní dveře jsem vyhlédl na malou terasu s mramorovou zídkou a přes ní na dlouhou pravoúhlou francouzskou zahradu. V zadní části stál altánek. S puškou v podpaží jsem co nejrychleji, téměř v poklusu, začal prohledávat dům. Všechny dveře jsem za sebou nechal otevřené a ani jsem nedbal na to, kam šlapu. Boobytrapy! Tento dům se mi na hlavu nezřítí. Není to z něj cítit. Byl jsem jako muž, který něco znovu našel a teď se toho zas a znovu dotýká, aby se ujistil, že je to opravdu nadosah. To, jak jsem pobíhal, se v ničem nepodobalo hledání. Chtěl jsem jen všechno projít, nebál jsem se. Ve spodních pokojích jsem nikoho neviděl. Díval jsem se dokonce i pod dečku, která splývala z velkého piána. Nic. Přesto jsem se nemohl zbavit pocitu, že tu ještě nedávno někdo byl. Zůstal jsem stát jsem uprostřed salónu, kousl se do prstu a přemýšlel. Na stěně visely malované portréty, které také nedávaly žádnou odpověď. Na krbové římse stály svícny se zpola vypálenými svíčkami, v popelnících byl popel a stála tu krystalová dóza s cigaretami. Ne, ty předměty tu mohou být stejně dobře tři měsíce jako tři hodiny. Najednou mi to došlo: nikde nebyl prach. Pokud v domě není prach, žije; stejně jako tělo není mrtvé, dokud dýchá. Vyšel jsem z pokoje a zamířil do kuchyně. Na doutnajících kamnech stál hrnec s polévkou, ze které stoupala lehká pára; neviděl jsem nikoho. Vešel jsem do chodby vydal se do horních pater. Schodiště s bohatě vyřezávaným a pozlaceným zábradlím se vinulo vzhůru jako bumerang. Možná, přemýšlel jsem, až došlápnu na poslední schod, explodují všechny boobytrapy v domě. 22

20 Krátce předtím než utekla, tu ta žena byla, aby je odjistila a zapomněla si dole kabát. Byl tu pokoj s knihovničkami a psacím stolem. Jedna místnost byla zamčená. Je tam někdo? křikl jsem, zatímco jsem pažbou pušky zatloukl na dveře. Slyšel jsem jen vlastní zadržování dechu a bušení srdce. Vyrazit dveře? Ne, ztráta času. Vešel jsem do veliké ložnice, která byla těžkým závěsem oddělena od ještě větší koupelny. Vana vystupovala ze středu mramorové podlahy do výše kolen a přes její okraj skláněly hlavy dvě bronzové hydry. Otočil jsem zároveň oběma kohoutky. Z jednoho začala okamžitě téct horká voda. Kohoutek na teplou vodu, ze kterého teplá voda opravdu teče! To se během války ještě nestalo! Vzrušilo mě to natolik, že jsem se svlékl a vanu napustil. Kdo by se byl skryl v domě, mohl teď klidně přijít; nic bych nemohl dělat. Jo, pochopil jsem ten seržantův rozkaz zatraceně dobře. Řekl: Ten tvůj špinavej ksicht už nechci ani vidět! Tu tvojí smradlavou kůži už nemůžu ani cejtit! Mazej si vydrhnout pupek! To určitě řekl ten Bulhar, Černohorec, Slovinec nebo co vůbec byl zač. Boobytrapy! Nikde tu přece žádné nástražné miny nejsou! Překročil jsem nízký kraj vany a lehl si. Radost, již jsem prožíval, se uklidnila. Trocha vody mi natekla do úst. Chutnala stejně jako ta, která tryskala z fontánek na rozích ulic. Když jsem tak ležel několik minut, začal jsem mít dojem, že má zvláštní účinky. Jako bych v ní zkameněl. Mohl bych pomalu usnout. Všechen cit by se zvenku mého těla stáhl dovnitř, spojil by se v jeden bod a zmizel. Nejprve by znecitlivěla kůže a nakonec bych ani nevnímal tlukot svého srdce. Kdyby lidé neměli cit, mnoho by se toho na světě zlepšilo. Mohli by přijít o ruku nebo o nohu, aniž by to zpozorovali, necítili by víc, než píchnutí špendlíkem. Mohli by vykrvácet, aniž by cokoli cítili, s úsměvem. Již velmi mladí. Děti by si v klidu cucali palec, zatímco by se vařili v příliš horké vaně. Kdo by si všímal díry v hlavě, kdyby to nebolelo? Kdo by si šel lehnout, aniž by zkusil bodnutí nebo malátnost? Bez citu! Lidé by měli být bez citu. Pak by jich nikdy nebylo tolik! Pak by jich nikdy tolik nezbylo! Jenomže oni spíš 23

21 oslepnou nebo budou hloupí než bez citu. Díky takovým ubohým a nenápadným trikům svět přežívá. Podíval jsem se na své tělo, jestli už se nemění na sirně žlutou múmii. Dokonce jsem se ale ani necítil ospalý. Za vysokým oknem jsem viděl ořezanou korunu platanu, bíle skvrnitou jako zakytované dveře. Venku bylo ticho, nestřílelo se a ani jsem neslyšel projet žádné auto. Kousek oblohy, který byl z vany vidět, zčervenal a později zfialověl. Předměty v místnosti se rychle začaly ztrácet ve tmě. Nepospíchal jsem. Abych opravdu nic neponechal náhodě, sáhl jsem na vypínač. Sami jsme tu a tam v domech, které bylo třeba vyklidit, připojovali miny k elektrické síti. Ale tady se nestalo nic, žádný výbuch. Ostatně ani světlo. Vzpomněl jsem si že všude v pokojích i na chodbách stály zpola vyhořelé svíčky. V tomto městečku už asi dlouho museli být bez proudu. Byl jsem v bezpečí, hádanky jsem řešil jako nic. Mohl jsem zůstat ve vaně tak dlouho jak jen jsem chtěl. Teprve když náhle nedaleko vybuchla bomba, až voda ve vaně vystříkla, jsem vstal, abych se opět oblékl. Osušil jsem se, nahý jsem šel do ložnice, vzal svíčku a sestavil holící strojek, takže teď ležel na stolku připravený k použití jako všechno ostatní. Padalo stále více bomb, slyšel jsem i kulomet, ale z okna nebylo vidět nic zvláštního. Oholil jsem se před zrcadlem, ve kterém jsem se viděl celý od hlavy až k patě. V místnosti úplně obložené zrcadly, tam bych mohl zůstat navždy, aniž bych se kdy nudil. Jako Robinson Crusoe na svém ostrově. Kdo jen myslí, má se sebou samým jen poloviční kontakt. Vidět je důležitější, vidět je všechno. Vidět sám sebe jako někoho jiného by mohlo znamenat spásu, jenže člověk vždycky zůstane na špatné straně. Byl jsem extrémně pečlivý. Když jsem teď byl tak čistý, očekával jsem, že ze svého obličeje všechno vyčtu. Nevyčetl jsem nic. Vše, co jsem zažil, se ztratilo, aniž by to zanechalo stopy. Zevnějšek si nemůže udržet paměť. Osmdesátiletý muž si při pohledu do zrcadla nemá pocit, že v osmi tam viděl někoho jiného. 24

22 Ale přece se toho na mně v onom okamžiku změnilo tolik, že jsem se nemohl přinutit obléct se do svého špinavého prádla a uniformy. Znovu jsem šel do ložnice a zamířil ke skříni. Visela v ní celá řada obleků, košile a kravaty ležely na poličce vespod. Zatímco jsem se snažil utáhnout kalhoty, které mi byly příliš volné ale zároveň krátké, přeřítily se kolem opačné strany domu těžké motocykly. Za svůj život jsem už ale slyšel tolik hluku, že jsem ani nepřemýšlel, co by to mohlo znamenat. Měl jsem hlad a vzpomněl jsem si na polévku, kterou jsem viděl v kuchyni. Když jsem byl hotov (bílá košile byla měkká a hebká jako peříčko), sešel jsem dolů a jedl naběračkou přímo z hrnce. Poté co jsem dojedl, lehl jsem si v salonu na pohovku plnou polštářků a zapálil si cigaretu. Díval jsem se na strop, který představoval nebe s andělíčky ze zlata. Popel jsem klepal na koberec, ale ne bez vnitřního sebezapření. Já, který si utíral nos do košile, nikdy si nemyl ruce před jídlem, o čištění zubů nemluvě, já, který jsem tři roky plival kam se mi zachtělo a týdny si ani neutřel zadek. Vypadalo to, jako bych se teď zase musel chovat spořádaně. Ačkoli majitel domu by mohl být rád, že jsem ho nevyraboval. Jeho služka vařila polévku, zatímco já se někde na zemi svíjel žízní. Než půjdu, určitě se podívám do sklepa. Dobrá lahvinka pro seržanta by dala všechno do pořádku. Nikdy by si už nemyslel, že nerozumím jeho rozkazům. Cigaretu jsem típl o spodek sedačky. Myslel jsem na všechno, co jsem v domě viděl a cítil se přítomen na všech místech současně. V domě víš všechno jistě, protože se jednoduše můžeš jít podívat, jestli ses nezmýlil. Být sám v domě, do kterého nikdo nemůže přijít, aby cokoli odnesl nebo přemístil, je dost na to, aby člověk svůj život mohl považovat za úspěšný. Ale v tomto domě jsem všude nebyl, do té jedné místnosti jsem se nedostal. Možná jsem přece jen nebyl sám. Přesto jsem ale nikde neslyšel ani zašustění. Strnule jsem se podíval do tváře své matky, která vyčítavě ukazovala na koberec, na němž ležel bílý prach mých šlápot. Ale ty jsi přece mrtvá, odpověděl jsem, přestože ona nic neřekla. Dnes tě měli pohřbít. Probudil jsem se bitím velkých hodin, jenž přicházelo zevnitř z domu. Svíčka dohořela, 25

23 přesto v místnosti nebyla tma. Za oknem se sem a tam mihotala rudá záře obrovského požáru. Hodiny se ozvaly znovu. Vstal jsem z pohovky a vtom jsem si uvědomil, že to nebyly hodiny, ale domovní zvonek. Bylo by zbytečné neotevřít. Kdo jiný by mohl stát přede dveřmi, než jeden z našich partyzánů? Vešel jsem do haly. Skleněnými vstupními dveřmi někdo svítil dovnitř elektrickou svítilnou a nechal světlo klouzat po stěnách. Když dopadlo na mě, zhaslo. Toho člověka jsem zřetelně viděl stát za železným kováním na dveřích. Ale teprve poté co jsem otevřel a okamžitě vykročil ven, jsem zjistil, že to je Němec. S přilbou hluboko do čela vypadal jako pouliční lampa bez světla. Měl rukavice. Zasalutoval a zeptal se: Jste obyvatel tohoto domu? Podíval jsem se přes něj na jeho motocykl, který stál opřený o platan, díval jsem se na požár, který teď hořel už na třech místech. Ano, řekl jsem potom, jsem nemocný. Spal jsem. Ah so! To bylo odvážnější než utéct z téhle zatracené díry jako ostatní. Kolik místností má váš dům? Z ohně těsně pod horizontem vytryskl dlouhý ohňostroj jisker. Neodpověděl jsem. Rádi bychom tu ubytovali několik našich důstojníků. Blahopřeji německé armádě, že nás tak brzy osvobodila, odpověděl jsem. Heil Hitler. Mezitím jsem přemýšlel. Kolik je v domě místností? Ani jsem nevěděl kolik pater. Němec udělal gesto, jímž naznačil, že dobytí tohoto místa ho nic nestálo. Když jsem řekl, že důstojníci budou vítáni, vrátil se k motocyklu. Zabouchl jsem dveře, zapálil svíčku a pomalu, krůček po krůčku, aby nezhasla, jsem začal bloumat po domě. Nechtělo se mi utéct, ale musel jsem odtud, dokud to ještě šlo. Jak dlouho že jsem nebyl na útěku? Jenom už jsem opravdu nevěděl, kam bych šel. A když jsem navíc v koupelně viděl ležet svou uniformu, která ve světle svíčky vypadala jako hromada hadrů, jako šaty zavražděného, měl jsem ještě menší chuť si ji obléct než před několika hodinami. Ostatně k čemu by to bylo? Kdyby mě Němci našli, vzali by mě jako 26

24 válečného zajatce a velice rychle by přišli na to, kdo vlastně jsem. Nebo možná partyzány rovnou střílí. Všechno jsem proto schoval v toaletní skříňce, jen pušku s náboji a ručními granáty jsem položil pod postel. Potom mě napadlo: teď musím prozkoumat celý dům, abych ho dobře znal a oni aby nepochybovali, že mi skutečně patří. Jenomže k tomu jsem nedostal příležitost. Znovu jsem uslyšel zvonek. Když jsem otevřel dveře, svíčka v průvanu zhasla. Důstojníci na mě posvítili ostrým světlem, kvůli kterému jsem jim neviděl do tváří. Heil Hitler, řekl jsem, jsem syn pána domu. Rodiče a dvě sestry uprchli. Pravděpodobně jsou u strýce ve Vratislavi. Chovejte se tu jako doma. Ale počítám s tím, že nic nebude zničeno. Samozřejmě že ne! Pokud to nebude nezbytně nutné, nebudeme vás obtěžovat. K dispozici máte pokoje tady v přízemí. Můžete hrát i na piáno. Ale ne po jedenácté. Jsem velmi slabý a chodím brzy spát. Nahoru jsem šel před nimi. Následovali mě se svými svítilnami, jejichž světlo vrhalo můj stín na schody. Sem nevstupovat, řekl jsem a ukázal na koupelnu, ložnici, knihovnu a místnost, která byla zamčená. To jsou mé pokoje. Samozřejmě, samozřejmě. Chápeme vás. A nahoře, řekl jsem, tam jsou také ještě prostory, které můžete využít, pokud budete potřebovat. -Nyní vám musím popřát dobrou noc. Než stačili odpovědět, podal jsem jim ruku a vešel do ložnice. Jednoho jsem slyšel jít nahoru, ostatní zůstali stát a povídali si. Rachotili ještě několik hodin. Po schodech tahali bedny a auta jezdila sem a tam. Někde v dálce štěkala kanonáda. Závěsy jsem nechal roztažené a lehl si oblečený napříč přes manželskou postel. Světlo v místnosti se nepřetržitě měnilo spolu s dalšími vzplanutími požáru, který nikdo nehasil. 27

25 Seržant by mě dal zavřít. Co jsi chtěl vlastně dělat? zeptal by se. Co sis vlastně myslel? Že tu ti Němci zůstanou? Vidíš, za dva dny jsme je zase vytlačili. Cos vlastně chtěl, zůstat v tom domě? A z nás si už nic nedělat? Kde máš uniformu? Ale možná tu Němci přece jen zůstanou. Válka už nemůže trvat dlouho. Zůstal bych tu, konečně si odpočinul. Snad jen s výjimkou situace, kdy by za mnou přišel jeden z těch důstojníků s rukama plnýma antiněmeckých pamfletů. Vy jste syn pána domu, že? Tohle jsme našli tady v domě. Co to má znamenat? Vy vůbec nejste nemocný. Jste jediný, kdo zůstal ve městě, ze kterého všichni utekli. Vy jste špión, přiznejte se! Pojďte, jdeme dozadu na zahradu. Jedna rána do hlavy, tím tomu uděláme konec. Jak bych dokázal, že nejsem syn pána domu? Snad tím, že bych si došel pro svou ruskou uniformu? Potom jsem myslel na ten zamčený pokoj. Než odjeli, schovali v něm majitelé všechen usvědčující materiál. Teď se jen musím postarat o to, abych od něj Němce udržel co nejdál. Pak budu v bezpečí. Já, syn pána domu, pomyslel jsem si, když jsem se následující den probudil a všude bylo ticho. Bydlím tu odjakživa. Je to můj dům. V chodbě leželo na hromadě špinavé prádlo. Ze stěny sundali jedno paroží a skobu použili jako věšák. Vyrazili dveře do sklepa. Taky dobře, nemusím to dělat sám. Sešel jsem dolů. Sklep byl tak nacpaný různými potravinami, byly tu pytle s fazolemi a cukrem, police plné konzerv a zavařovaček a tolik lahví s vínem, že bych ani nepoznal, jestli něco vzali. To bych ovšem nestrpěl. Já, syn pána domu. Když jsem v poledne viděl přicházet jednoho plukovníka, vyšel jsem mu naproti a stěžoval si. Chlapci byli velmi unavení, odpověděl plukovník. To potom člověk tak nedává pozor. Sundal si čepici a rukou si přejel po hlavě. Krk a zátylek už dlouho neholil a měl je porostlé mechově býlím chmýřím. Vyrazili dveře do sklepa. Na to unavení nebyli, řekl jsem. 28

26 Plukovník si znovu nasadil čepici načež vztekle prohlásil, že už se to nebude opakovat. Potom prošel kolem mě a já jsem sklonil hlavu, jako by mi to snad mohlo pomoci úplně na něj zapomenout. Chtěl jsem být sám, úplně sám. Pozdě večer přišel nějaký desátník a přinesl mi dva nové klíče. Vyměnil zámek ve dveřích do sklepa. Kolik jste si jich nechali? zeptal jsem se. Vy jste ale vtipálek, odpověděl. Nikdy se mi nepotvrdilo, že by to byl udělal. Také přestali dělat rámus. Jedno dopoledne o týden později dva vojáci na zahradě vyklepávali koberce. Na piáno dávali k lepšímu výhradně klasiku. Neustále to samé: Pro Elišku od Beethovena a Turecký pohod. Pod dveře mi strčili list papíru s podpisem a dvěma razítky. Všem obyvatelům byl pobyt ve městě zakázán, ale já dostal povolení. Boje se přesunuly do vzdálenější oblasti a v ulicích byl klid. V okolí se nebojovalo a bylo tu jen několik německých vojáků, jinak nikdo. Tak jsem se tu a tam šel projít do přilehlého parčíku, ve kterém stál opuštěný lázeňský dům, budova z devatenáctého století se žlutými sloupy s oprýskanou štukovou omítkou. Skla z oken a dveří vyrazil výbuch. Vešel jsem a ocitl se ve velké odpočívárně. Podél zdí stály divany potažené červeným plyšem a uprostřed byla vydlážděná kruhová balustráda. Pod ní, v otevřeném sklepě na ústí pramenu, stálo zařízení z niklu a skla. Sklep pomalu zaplavovala voda. Když jsem tam přišel poprvé, zařízení do ní bylo zpola ponořené. Dalšího dne už voda vytékala ze sklepních okének budovy. Neměla kudy by odtekla a vytvořila kolem ní jakýsi vodní příkop. Na okenní římse seděla kočka. Přebrodil jsem se k ní a ona prohnula hřbet jako prut. Vpadala jako vyrobená z kusu ocelového drátu vždy znovu a znovu přerušovaného: na ocase, hlavě a tlapkách, na drápcích a fouskách. Vzal jsem ji s sebou domů. Přilepila se na mě jako klíště. Pustila se, teprve když jsem vešel a vystoupal nahoru po schodech. Když už stála na všech čtyřech, pomalu začala napřimovat ocas a odplížila se ke dveřím místnosti, která ještě 29